door Bart Reel
•
16 september 2024
Maandagmorgen 9 september 2024, 8 uur: de lucht is grijs, het miezert en het is met moeite 15 graden. Niet meteen het weer dat je verwacht zo vroeg in september en al helemaal niet het weer waarin je fluitend de fiets opstapt. Ik verzamel al mijn moed en stuur mijn stalen ros richting Antwerpen. De eerste etappe van de tocht gaat naar Dordrecht. Daarvoor moet ik eerst de Schelde over en dat doe ik via de mij vertrouwde Sint-Anna tunnel. Alsof de regen nog niet volstaat als spelbreker krijg ik niet lang na de tunnel een lekke band. Een geluk bij een ongeluk: dit gebeurt vlakbij de Decathlon aan de Noorderlaan. Wanneer ik daar een half uur later weer buiten stap met een gloednieuwe band, laat de zon zich voor het eerst die dag zien. Nu kan het plezier pas echt beginnen! Anderhalf uur later bereik ik via de bossen en de weiden in Kapellen en Kalmthout de grens met Nederland. Ik neem een boterhampauze in het dorpje Schijf en lees er meer over het turfwinnen dat daar in het verleden floreerde. Iets verderop, in Oudenbosch, blaast een majestueuze basiliek mij van mij intussen opgedroogde sokken. Dit bouwwerk werd daar in 1865 neergepoot. De jonge pastoor van het dorp was in de ban geraakt van de Sint-Pieter in Rome. Zijn droom was om in Oudenbosch een -weliswaar iets kleinere- kopie daarvan te bouwen. De bouw en decoratie duurde tot de jaren 1930 en het resultaat is indrukwekkend. Het silhouet van de basiliek is nog tot ver voorbij Oudenbosch duidelijk te zien tussen de weiden en velden. Op geen enkel moment tijdens mijn fietstocht zou ik een meer bijzonder bouwwerk tegenkomen. Wanneer ik bij Moerdijk het Hollands Diep oversteek, kom in de Biesbosch terecht, een bijzonder waterrijk natuurgebied ten oosten van Dordrecht. Het gebied werd de laatste duizend jaar gevormd onder invloed van veenwinning en dijkdoorbraken na grote overstromingen zoals de befaamde Sint-Elisabethsvloed in 1421. Vandaag is het een paradijs voor watervogels, bevers, otters en kanovaarders. De jeugdherberg waar ik de eerste nacht doorbreng richt zich op waterrecreatie en natuureducatie. Ik geniet er vooral van een lekkere pizza en een warm bed. De tweede dag kondigt zich een stuk vriendelijker aan dan de vorige. Vroeg in de morgen vergezelt de zon mij langs het Merwedekanaal richting Utrecht. Daarna houdt ze het echter voor bekeken en maakt plaats voor een grijze herfstlucht. Die dreigende hemel zal me tot het eindpunt van deze dag in Biddinghuizen vergezellen, maar lost als bij wonder pas de eerste druppel zodra ik ben aangekomen. Een meevaller. Ik pauzeer in Hilversum, dat ik enkel ken van het liedje van Herman Van Veen ‘Hilversum 3’. Ik zit nog maar net op een bankje aan de rand van een park wanneer een groepje schoolmeisjes komt aangelopen. Ze zitten op school in het college aan de overkant en blijkbaar zit ik op ‘hun’ bankje. Niet erg. Die zonderlinge ‘oude Belg’ mag er gerust blijven zitten. De meisjes zijn erg nieuwsgierig naar mijn fietstocht. Zelf zouden ze zoiets nooit doen, maar ze vinden het erg bewonderenswaardig. Ik leer er wat bij over mbo, havo en meer termen die het -wat mij betreft- ingewikkelde onderwijssysteem in Nederland kenmerken. Dan is het bij ons toch nog net iets eenvoudiger, bedenk ik. Wanneer ik Hilversum uitfiets, stuurt Google Maps me doorheen de Zuiderheide, een stuk natuur dat sterk lijkt op de Kalmthoutse heide. Via het Gooimeer en het Heemmeer rijdt ik Flevoland binnen, de jongste en ook kleinste provincie van Nederland. Een groot deel van dit gebied werd na de watersnood in 1916 gewonnen op de Zuiderzee. En dit is duidelijk te zien: ellenlange rechte wegen snijden door het vlakke uitgestrekte polderlandschap. Landbouw is hier de hoofdactiviteit van de bewoners. Ik kom dan ook terecht op een boerderij met bed and breakfast. Ik overnacht er in een zolderkamer met 6 kleine bedden. Nog twee meer en ik waande me helemaal in de hut van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Deze streek doet erg desolaat aan. Ik moet nog acht kilometer fietsen, deze keer wel in de regen, naar het dichtstbijzijnde restaurant. Ook hier kom ik weer in een sprookje terecht. Pannenkoekenhuis Hans en Grietje beschikt over een speeltuin met peperkoeken torens waar kinderen zich volledig kunnen uitleven. Binnen kunnen kinderen touwen en hendels bedienen om de vloer, het plafond of de tafels te doen bewegen. Ook volwassenen vinden dit leuk, kan ik getuigen. Ik laat me de Heksenbillenkoek -een pannenkoek met pulled pork- smaken en trotseer nogmaals de regen terug naar mijn zolderkamer op de boerderij. De derde en laatste fietsdag start onder een dreigende wolkenhemel. Van de herfst schijn ik nu in de vroege lente met maartse buien terecht te zijn gekomen. Nog voor ik Friesland kan bereiken, besluiten de weergoden me een eerste keer op een douche te trakteren. Eens in Friesland doen ze er nog een schep bovenop door ook een lading hagel over me uit te storten. Wanneer mijn smartphone met daarop de route het begeeft, wellicht door het tikken van de hagelbollen op het scherm, besluit ik te vluchten in een bushokje om even te bekomen. Gelukkig krijg ik Google Maps terug aan de praat en kan ik mijn tocht verderzetten. Wanneer ik aankom in het plaatsje Sint-Nicolaasga, komt de zon tevoorschijn. Eindelijk! Zou de heilige Nicolaas me dat streepje zon cadeau hebben gedaan? In de berm zie ik hier een tapijt van hagelbollen zo groot als knikkers blinken tussen de grassprieten. Daar ben ik toch maar aan ontsnapt. In Sneek pakken de donderwolken echter weer samen. Ik schuil onder een luifel op de parking van een supermarkt. Niet de meest idyllische plek, maar wel droog. Het blijft intussen maar regenen en waaien. Om het terug warm te krijgen, besluit ik om dan maar verder te fietsen. Wat ik niet kon vermoeden, is dat het ergste nog moest komen. Het gaat steeds harder regenen, waaien en hagelen. Wanneer ik Bolsward bereik, staan de straten volledig blank. Auto’s en vrachtwagens zoeven langs me heen en gooien een extra portie zondvloed over me heen. Waarom moest ik nu ook weer zo nodig gaan fietsen?! Een andere moedige fietser steekt een duim naar me op en roept ‘Kom op krijger, niet opgeven.’ Dát en het idee dat het eindpunt niet ver meer af is, geeft me weer de nodige energie om door te gaan. Volledig doordrenkt kom ik in de late namiddag aan in Harlingen, waar Gerda me met een bezorgde blik maar erg hartelijk ontvangt in haar bed and breakfast. Ik neem de meest deugddoende warme douche uit mijn leven en leg alles te drogen in mijn kamer, tot de bankbriefjes in mijn portefeuille toe. Om mijn schoenen droog te krijgen, doe ik een beroep op de haardroger. Met succes. Fris gewassen, met droge schoenen en kleren, maak ik een toertje door het stadje waar in de kleine haven prachtige zeilschepen te bewonderen zijn. De Friese steak en de frietjes met rabarbersaus -een wel erg gedurfde combinatie- zijn een waar genot na deze verdronken dag. Op donderdag neem ik de veerboot van Harlingen naar Vlieland, mijn eindbestemming. Net als de vorige dag hangen overal donkere wolken met lange sluiers van regen eronder. Ik waag me even op het buitendek en neem enkele foto’s van dit schouwspel. In al zijn wreedheid is de natuur best wel mooi, zolang je de elementen niet moet trotseren natuurlijk. Eens aangekomen op Vlieland, schijnt zowaar de zon. Ik waag me aan een fietstocht rond het enige dorpje op het eiland doorheen bossen en duinen. Vorig weekend vond hier nog het festival The Great Wide Open plaats. Nu is het weer peis en vree. Ik beklim de Vuurboetsduin, de op twee na hoogste duin van Nederland, en bezoek er de Kaasbunker. Het woord liegt niet: talrijke heerlijke kaasbollen liggen er te rijpen in een oude bunker die oorspronkelijk voor de opslag van drinkwater was bestemd. Ik ben er helemaal alleen als bezoeker. Ook helemaal alleen ben ik in het Museum Tromp’s Huys in het dorpje. Meer dan honderd jaar geleden woonde en werkte hier de van oorsprong Noorse schilderes Betzy Berg. Zij was gefascineerd door de zee en schilderde die vele malen in een haar typische stijl die het midden houdt tussen realisme en impressionisme. De kamers waarin haar schilderijen te zien zijn, ademen nog de sfeer van deze tijd. Nog geen tien kilometer verderop ligt mijn hotel, vlakbij een groot ontoegankelijk duinengebied ‘de Vliehors’ dat door militairen als oefengebied wordt gebruikt. Met scherp schieten en bommen gooien, het mag er. Ik merk er gelukkig helemaal niets van. Ik bevind me hier op het smalste deel van het eiland. In een kwartier wandel je van de rustige Waddenzee in het zuiden naar de woeste Noordzee in het noorden. Op het kilometers lange Noordzeestrand waan ik meer dan tevoren alleen op de wereld. Vlieland is ideaal voor wie even wil ‘ontkoppelen’, de dagelijkse gang laten voor wat het is, genieten van de natuur zonder alle prikkels die we gewoon zijn. Ik had er niet de behoefte om mails te checken, te kijken op Facebook wat Mieke en Jan allemaal aan het doen waren of om het nieuws te bekijken of beluisteren. Op vrijdag neem ik de veerboot terug naar Harlingen en daarna de trein terug naar huis. Ondanks het tegenvallende weer, heb ik genoten van deze trip doorheen een voor mij minder bekend stuk Nederland. Ik had enkele fijne ontmoetingen met doorwinterde fietsers, nieuwsgierige schoolmeisjes, twee mannen die beweerden het ultieme smeermiddel voor de fiets te verkopen, een Toni Coppersfan, een kaasmeisje en een man wiens overgrootvader uit Sint-Niklaas naar Friesland was uitgeweken. In mijn hoofd rijpt al een volgende lange fietstocht..